Ik Vincent van Gogh. Ik twijfel over hoe het verder gaat, anno 1890, in mijn leven, mijn werk. Geen idee. Ach, wat zou het. Theo wil voor zichzelf een kunsthandel beginnen. Ik hoop dat het lukt voor ons samen. Ik voel mij verward, weer een onstabiele situatie. Vreselijk, ik voel mij tot de aan de wortels aangetast. Sta niet meer sterk op mijn benen. Voorzover, voorzover het leven mij de energie geeft om door te gaan ondanks alle tegenslagen. Ik wil rust. Het landschap, de natuur geeft mij hoop en troost, ook is het misschien valse hoop en troost...Ik wil niet meer vluchten voor hetgeen mij te wachten staat. Het gebeurt toch wel. Een mens kan zijn lot niet ontlopen. Vroeger of later, dan ben ik er niet meer. Ik wil rust in mijn hart en mijn hoofd. Verlost worden van de zielepijn. De dood is een verlossing van al het aardse gedoe. Later zal men mij herinneren als de geniale schilder met zijn streepjestechniek. De mensen zullen van overal ter wereld mijn werken en tragisch leven komen bekijken en beleven in mijn museum, het Van Gogh Museum in Amsterdam. Het is mijn leven, ik Vincent van Gogh, die zijn emotie, zijn leven lang hoe hij zich voelde, zijn pure gevoel schilderde op het doek. Mijn schilderijen, dat ben ik. Ik, Vincent van Gogh.